Fig rups kooluil

Rupsen in koolgewassen

Rupsen van diverse vlinders zijn belangrijke schadeverwekkers in de koolteelt. Vraatschade kan aanleiding geven tot grote economische verliezen. Het gaat dan vooral over rupsen van de koolmot (Plutella xylostella), het klein koolwitje (Pieris rapae) en de kooluil (Mamestra brassicae). De schade door andere soorten zoals het groot koolwitje, de gamma-uil en de groente-uil zijn eerder beperkt. 

Beschrijving

Adulte koolmotjes zijn maximum 1 cm groot en kunnen al verschijnen vanaf eind mei. De druk van koolmot kan sterk verschillen van jaar tot jaar.
Het klein koolwitje is te herkennen aan de witte vleugels met enkele zwarte stippen. Ze fladderen rond vanaf mei overal waar kolen staan. 
De rupsen van de kooluil zijn de grootste schadeverwekkers in najaarsteelten van bloemkool en sluitkolen. De eerste adulten verschijnen in juni en de tweede vlucht in augustus. De rupsen van de tweede generatie blijven tot laat in de herfst actief.
 

Biologie – levenscyclus

De koolmot heeft in onze contreien drie generaties per jaar. Ze migreert vanuit Zuiderse landen en is hier waar te nemen vanaf eind mei. De tweede generatie rupsen in de maand juli richt de meeste schade aan. Warm en droog weer bevordert de eiafzet en versnelt de ontwikkeling van de rupsen. In natte zomers blijft het aantal laag.
Het klein koolwitje is waar te nemen van mei tot oktober. Er zijn geen duidelijke generaties te onderscheiden. Ze leggen meestal maar één eitje per plant, maar één wijfje kan tot 350 eitjes afzetten. 
Van de kooluil komen twee generaties per jaar voor. Hier is ook de tweede generatie het belangrijkst met eiafleg in augustus. Er zijn vijf rupsenstadia tot ze verpoppen. De rupsen zijn tot laat in de herfst actief. Ze overwinteren als pop in de bodem.
 

Schade  en waardplanten

De schade van koolmotrupsen begint met ‘venstervraat’ en kleine gaten in de bladeren. Oudere rupsen migreren naar het hart van de plant waardoor ze de groeipunt van jonge planten en de kolen van oudere planten kunnen beschadigen. Bij spruitkool veroorzaakt de derde generatie gaatjes in de spruiten.

Ook de rupsen van het klein koolwitje migreren steeds naar het hart van de plant of gaan zich in de kool boren.

De rupsen van de kooluil kunnen voor veel schade zorgen in de teelt van bloemkool en sluitkolen. Ze vreten zowel aan de bladeren als aan de kolen en bevuilen de kolen met hun uitwerpselen. Ze zijn actief tot laat in de herfst.
 

Bewezen Zero-fyto controlemethoden

Afdekking van het gewas met wildnet of duivennet biedt bescherming tegen het klein koolwitje, de kooluil en andere grotere vlindersoorten. Voor de koolmot te weren zijn netten met fijnere mazen nodig zoals insectengaas of klimaatdoeken.
Een aantal kandidaat nectarplanten zijn onderzocht op hun geschiktheid om parasitoïden van de koolmot aan te bevorderen zonder dat ze ook de plaag bevorderen. Vluchtige stoffen van Alyssum (Lobularia maritima) bleken aantrekkelijk voor de parasitoïde Cotesia vestalis. Bij bloei verhoogde ook de levensduur en de vruchtbaarheid van de volwassen sluipwespen. De koolmot bleek bovendien geen voordeel te halen uit de Alyssum. Deze nectarplant is dus een geschikte soort om in een koolteeltsysteem te integreren als biologische beheersingsmethode tegen rupsen van de koolmot. De sluipwespen van Diadegma semiclausum, een andere parasitoïd van koolmot, blijken met boekweit als voedselbron langer te leven en meer eitjes te produceren.

In Zwitserland worden de korenbloem (Centaurea cyanus), boekweit (Fagopyrum esculentum) en wikke (Vicia sativa) met succes in het veld toegepast om natuurlijke vijanden van verschillende koolplagen aan te trekken en te bevorderen. Voor de beheersing van de kooluil (Mamestra brassicae) is via labo- en veldstudie gekeken welke planten de parasitering door de eiparasitoïde Telenomus laeviceps bevorderen. De bloemen van boekweit en korenbloem waren het meest aantrekkelijk voor de sluipwesp en verhoogde ook de vruchtbaarheid en de overleving van de parasitoïde. Ook de controle door uitgezette T. laeviceps verbeterde met de deze geselecteerde nectarplanten.

Verder zijn er onderzoeken die rapporteren dat witte klaver als tussengewas het aantal verschillende plagen op koolgewassen kan verminderen, waaronder rupsen van de kooluil.
 

Onderzoek uitgevoerd in het kader van Zero-Fyto F&G

In het project zijn verschillende methoden van intercropping getest om de schade door rupsen in de teelt te beperken. Hiervan bestaan verschillende vormen. Wij testten enerzijds het inzaaien of planten van een tweede gewas tussen de plantrijen en anderzijds het zaaien van een ‘levende mulch’, zoals klaver, onder het gewas. De tussenteelt of ondergroei kan op meerdere manier effect hebben op de plaagontwikkeling in het hoofdgewas. Het kan de plaag, vlinders in dit geval, verwarren zodat ze moeilijker de waardplant vinden. Of de tussenteelt kan natuurlijke vijanden aantrekken door voor nectar of alternatieve prooien te zorgen.

In 2019 heeft Inagro een proef uitgevoerd in bloemkool en in 2020 in savooikool. In beide gewassen zijn verschillende intercropping objecten aangelegd. In 2019 werden deze drie varianten getest: een tussengewas van stamslabonen gezaaid tussen de koolplantrijen, een tussengewas van sla waarbij twee rijen sla één rij kool vervangen, en een onderzaai van een mengsel van klaver, wikke en boekweit. 
De aantasting door rupsen in de onbehandelde controle was hoog: de helft van de geoogste bloemkolen was aangevreten door rupsen, voornamelijk van de kooluil en het klein koolwitje. In twee objecten was de teeltcombinatie niet geslaagd: de onderzaai van het mengsel klaver-wikke-boekweit concurreerde te sterk en overgroeide de koolplanten en de stamslaboon als tussengewas ontwikkelde niet goed door de droogte. De intercropping met sla was teelttechnisch wel geslaagd en de rupsenschade in de bloemkool was in deze objecten lager dan in de controle, maar het effect was niet significant.
 

Photo5 inagro 20190816

Figuur 1. Een mengteelt van sla verminderde de rupsenaantasting in bloemkool onvoldoende (Beitem, 16 augustus 2019)

 

In de proef in savooikool op Inagro, geplant op 17 juli 2020, werden vier varianten intercropping onderzocht: onderzaai met klaver (twee zaaitijdstippen) en zaai van enerzijds boontjes tussen de koolrijen en anderzijds boekweit met wikke. In tegenstelling tot de proef in 2019 in bloemkool was er nu geen concurrentie-effect van de onder/tussen gezaaide teelten. De opbrengst varieerde van 21 tot 26 ton/ha maar verschilde niet significant tussen de objecten. Doordat de druk van rupsen laag was, konden we helaas weinig besluiten over het plaagonderdrukkend effect van de intercropping. De fyto-referentie waarbij het gewas half september werd gespoten met spinosad tegen rupsen gaf bij deze lage rupsendruk eveneens geen significante meerwaarde voor de opbrengst van de savooikool.

 

Photo6 inagro 20200911

Figuur 2. Een onderzaai met boekweit en wikke in savooikool had geen impact op de opbrengst van de kolen (Beitem, 11 september 2020)

 

Het CRA-W legde ook een proef aan in savooikool, geplant op 29 juni 2020. Een intercrop van wikke (10 kg/ha) en klaver (10 kg/ha) gezaaid op 10 juli, toonde geen effect op de rupsenpopulaties. De weersomstandigheden waren niet gunstig genoeg voor de ontwikkeling van de onderzaai. In een eerdere proef daarentegen vormde de klaverondergroei gezaaid vóór het uitplanten van kool een te sterke concurrentie voor de kool. Ook een dode mulch van luzerne als bodembedekker had geen invloed op de rupsenpopulaties. 

 

In dezelfde proeven werd ook afdekking met insectengaas getest als bescherming tegen eiafleg door de vlinders. De twee gebruikte soorten netten zijn een wit stretchnet met gebreide driehoekige mazen van 40 g/m² (De Proft Agri - Biotechnie) en het "Climabio" net van 17 g/m² met gebreide fijne mazen (Intermas groep, Celloplast SAS). De netten werden op 29 juni (11 dagen na het planten) over het gewas gelegd tot 8 september. Doordat ze niet direct na planten werden gelegd, was er geen volledige bescherming tegen rupsen. Bovendien werden andere plagen onder de netten bevorderd, met name aardvlooien en bladluizen. Dit nadelig effect zagen we het sterkst onder het fijnste gaas. Daarom waren de fijnere mazen het nadeligst. Onder het Climabio-net was er zelfs een negatief effect op de groei door de hoge bladluisdruk. In een ander object werd het net eerder van het gewas verwijderd, waardoor de bladluisschade aanzienlijk minder was.

 

Photo7 craw 20200824

Figuur 3. Savooikool afgedekt met een wit gebreid stretchnet (De Proft Agrotechnie) (proef CRA-W, 2020)

 

In een proef in bloemkool op Inagro in 2021 (plantdatum 12 juli) gaf een afdekking met het gebreid insectengaas ‘Ornata addu 80100’ de beste bescherming tegen rupsen. Dankzij deze afdekking was 90% van de geoogste kolen marktbaar. In de onbehandelde proefplots was 41 % van de geoogste bloemkolen onverkoopbaar door vraatschade van rupsen.

In de proef in Gembloux hadden de netten finaal geen negatief effect op de opbrengst van de savooikool. In de proef bij Inagro toonde een afdekking met klimaatnet (‘Howicover’, Howitec) wel een negatief effect op de ontwikkeling van het gewas, wat resulteerde in een aanzienlijk lager stukgewicht en een dunnere waslaag vergeleken met de controle (onder duivennet).

 

Photo8a inagro 20201019Photo8b inagro 20201019

Figuur 4. Na afdekking met klimaatnet, vanaf het planten tot half oktober, vertoonden de savooikoolplanten een dunnere waslaag en waren de kolen veel losser gevormd (foto links) vergeleken met de controle (foto rechts) (Inagro, 19 oktober 2020)

Conclusies en vooruitzichten

Afdekken met fijn insectengaas kan een oplossing zijn om een volledige bescherming te hebben tegen alle vlindersoorten, inclusief de koolmot. In jaren met hoge bladluisdruk moet je wel opletten want je riskeert bladluizen onder het net te bevorderen. Intercropping kan een alternatieve methode zijn om rupsen in kolen te beheersen zonder het gebruik van netten maar verder onderzoek is nodig. Enerzijds konden we niet van alle geteste onderzaai- en intercroppingsystemen in koolgewassen het potentieel voor een betere rupsenbeheersing duidelijk aantonen. Anderzijds toonden de proeven aan dat het in de praktijk moeilijk is om een goed teeltresultaat te garanderen. Onder minder gunstige teeltomstandigheden, bv. droogte, moet je vooral rekening houden met een sterke concurrentie tussen de twee gewassen. Het zaai- of planttijdstip, de intercropping vorm en de soortkeuze van de tussenteelt kan hiervoor belangrijk zijn.

Meer weten

Hieronder enkele referenties van interessante documenten voor wie zich verder in dit thema wil verdiepen:

Publicaties voor professionelen:

Wetenschappelijke artikels:

  • Barloggio, G., Tamm, L., Nagel, P., & Luka, H. (2019). Selective flowers to attract and enhance Telenomus laeviceps (Hymenoptera: Scelionidae): A released biocontrol agent of Mamestra brassicae (Lepidoptera: Noctuidae). Bulletin of Entomological Research, 109(2), 160-168. doi:10.1017/S0007485318000287
  • Chen, Y., Mao, J., Reynolds, O.L. et al. Alyssum (Lobularia maritima) selectively attracts and enhances the performance of Cotesia vestalis, a parasitoid of Plutella xylostella. Sci Rep 10, 6447 (2020). https://doi.org/10.1038/s41598-020-62021-y
  • Devetak, Marko & Vidrih, Matej & Trdan, Stanislav. (2010). Cabbage moth (Mamestra brassicae [L.]) and bright-line brown-eyes moth (Mamestra oleracea [L.]) – presentation of the species, their monitoring and control measures. Acta Agriculturae Slovenica. 95. 149-156. DOI:10.2478/v10014-010-0011-3.
  • Güçlü, Ş., R. Hayat, L. Gültekin and G. Tozlu, 2006. Some biological observations on Mamestra brassicae (Linnaeus, 1758) (Lepidoptera: Noctuidae), an important cabbage pest in Erzurum, Turkey. Atatürk Üniv. Ziraat Fak. Derg., 37 (1): 17-20. Atatürk Üniv. Ziraat Fak. Derg. 37. 17-20.
  • Wainwright, C., Jenkins, S., Wilson, D., Elliott, M., Jukes, A., & Collier, R. (2020). Phenology of the Diamondback Moth (Plutella xylostella) in the UK and Provision of Decision Support for Brassica Growers. Insects, 11(2), 118. https://doi.org/10.3390/insects11020118
  • Wratten, S.D., B.I. Lavandero, J. Tylianakis, D. Vattala, T. Cilgi, and R. Sedcole. “Effects of Flowers on Parasitoid Longevity and Fecundity”. New Zealand Plant Protection 56 (August 1, 2003): 239–245. Accessed March 13, 2023. https://nzpps.org/_journal/index.php/nzpp/article/view/6018.
     

U kunt alle referenties gebruikt door Project Partners in een zotero gedeelde bibliotheek via de volgende link vinden : https://www.zotero.org/groups/2410060/zerophyto

groenteteelt insectengaas intercropping koolgewassen